zondag 14 oktober 2012

Strijd over reintegratie, over waarom het niet zo lekker botert tussen de UWV-verzekerings - en de bedrijfsarts

De laatste tijd botert het niet (meer) zo tussen de verzekeringsartsen van het UWV en de bedrijfsartsen. NVVG voorzitter Han Hullen pakt de koe bij de horens, maar heeft hij de juiste koe te pakken ? 

Lees de column van de voorziietr van de NVVG en daarna het commentaar den weblog De Nieuwe Bedrijfsarts (DNB)

Strijd over re-integratie - voorzitterscolumn NVVG

Publicatie Nr. 41 - 12 oktober 2012
Jaargang 2012
Rubriek Federatienieuws
Auteur Han Hullen
Pagina's 2301
beeld: De Beeldredaktie, Maarten Hartman beeld: De Beeldredaktie, Maarten Hartman

Han Hullen, voorzitter NVVG
Na twee jaar arbeidsverzuim kan een werknemer een WIA-uitkering aanvragen. Eerst toetst het UWV dan of de werkgever wel voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Deze toetsing en de uitkomsten daarvan zijn een toenemende bron van onmin tussen werkgever en UWV, en daarmee tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts. Bij onvoldoende re-integratie-inspanningen krijgt de werkgever een loonsanctie opgelegd: een jaar langer loon doorbetalen. Het UWV lijkt daarbij steeds strengere normen te hanteren, met als resultaat bijna ‘een loonsanctie, tenzij’. 

De frustraties bij werkgevers, arbodiensten en bedrijfsartsen groeien. Ondanks goede dienstverlening toch een straf. Tegelijk menen arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen van het UWV dat werknemers in de kou blijven staan: werkgevers en arbodiensten doen niet voldoende om werknemers aan het werk te houden. De stellingen zijn betrokken.

Bedrijfsartsen stellen dat de verzekeringsartsen van het UWV veel te hoge eisen stellen aan de verzuimbegeleiding en de beïnvloeding van de behandeling. Ook zouden de beoordelingen van de verzekeringsartsen niet goed zijn: zij dichten de werknemers meer mogelijkheden toe dan ze in werkelijkheid hebben. Gevolg hiervan is dat er minder snel een WIA-uitkering wordt toegekend. Ook wordt daardoor vaker gezegd dat de bedrijfsarts onnodig veel beperkingen heeft opgelegd. 

Dit appèl van bedrijfsartsen heeft een kern van waarheid: mijn beroepsgroep moet voortdurend kritisch blijven onderzoeken of de resterende mogelijkheden tot functioneren wel daadwerkelijk haalbaar zijn. De druk vanuit de wetgever en maatschappij mag geen reden zijn tot een oordeel over functioneren, dat weliswaar bijdraagt aan verlaging van het aantal uitkeringen, maar dat ver verwijderd is van het niveau van functioneren van de werknemer. Dus kritische zelfreflectie is nodig.

Verzekeringsartsen vinden dat bedrijfsartsen te weinig poortwachter zijn: zij stellen te veel beperkingen en beperken daarmee de re-integratiekansen te veel. Deels komt dit door het instrument dat de bedrijfsarts op instigatie van het UWV moet gebruiken: de Functionele Mogelijkheden Lijst. De kennis voor adequaat gebruik van dit instrument ontbreekt, met als gevolg onjuist invullen. Deels komt dit ook voort uit een te late overgang door de bedrijfsarts van begeleiding naar aanspreken op mogelijkheden. De werknemer wordt na een jaar niet geconfronteerd met de waarschijnlijke uitkomst van de WIA op een moment dat de werknemer nog actie kan ondernemen om dit te voorkomen. Juist gebruik van de FML en wakker schudden van de verzuimende werknemer kan betekenen dat deze nog een veilig heenkomen kan vinden. Omdat dit uitblijft vindt het UWV dat er meer had moeten gebeuren, en dat is zeker voor een deel terecht.

De onderlinge animositeit trekt de aandacht weg van de kern van de zaak. Een werknemer verzuimt en dreigt of naar de WIA of naar werkloosheid af te glijden. De beste oplossing zou zijn toch ergens in het arbeidsproces te blijven en een eigen inkomen te verdienen. Daarom is elk middel dat daartoe bijdraagt, een terecht middel. Juist in de eerste twee jaar, onder begeleiding van de bedrijfsarts, moet dit gerealiseerd worden. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Dus niet afgeven op anderen; het is tijd voor kritische zelfreflectie.



De Nieuwe Bedrijfsarts (DNB) - reactie

"Heikele zaak
De voorzitter der verzekeringsartsen Han Hullen blijkt zich zorgen te maken over de toenemende animositeit tussen de verzekerings- en de bedrijfsarts. En dat is meer dan terecht. Dank dus voor het aankaarten van deze heikele kwestie. Zijn oproep tot meer zelfreflectie is mooi, maar lijkt echter niet afdoend om de kern van het probleem te tackelen.

Reflectie vanuit mijn eigen praktijk
Tot voor kort hadden mijn bedrijven nog nimmer een loonsanctie tegemoet hoeven te zien. Maar sinds een jaar zijn er plotseling (?) 4 loonsanctiegevallen, waarvan drie op basis van volledig navolgbare en niet transparante beoordelingen van de zijde van het UWV (ook na bezwaar).

Niet deugdelijk, want niet passend in UWV visie.
Storend daarbij is dat dit wordt beargumenteerd met de zin ‘dat het oordeel van de bedrijfsarts ondeugdelijk ‘( ja, u leest het goed) is, omdat het afwijkt van het oordeel van de verzekeringsarts. Geen verschil van inzicht of een andere weging van argumenten, maar gewoon ondeugdelijk. Een prachtige cirkelredenering dus.

Niccolò der Lage Landen ?
De opmerkingen van Hullen ‘daarom is elk middel, een terecht middel’ om iemand weer in het arbeidsproces te krijgen gecombineerd met ‘zachte heelmeesters maken stinkende wonden’ geven te denken. Klinkt als Niccolò Machiavelli:het doel heiligt de middelen

Gewoon strengere risicowering, maar zonder basis ?
Het lijkt er dus op dat Hullen gelijk heeft als hij stelt dat het UWV strengere normen hanteert, met als ‘resultaat bijna een loonsanctie, tenzij’. Maar mag ik de vraag opwerpen wat de ‘wettelijke’ basis is voor deze strengere risico wering voor deze publieke verzekeraar ? Mij komt het voor dat de spelregels door het UWV tijdens het spel plotseling zijn veranderd.

Des poedels kern
Is het kernprobleem nu niet dat het UWV (als verzekeraar) niet hetzelfde doel heeft als het bedrijf (lees verzekerde) ? En dat er daarnaast sprake is van een groot gapend gat zit tussen het ‘algemene belang’ en bedrijfsbelang ?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten