donderdag 20 december 2012

Crises ook in arboland ? kruiend ijs ? maar wat te doen ?


Crises in Arboland ?

Voor de oplettende bedrijfsarts is er niet veel nieuws te melden, maar toch gebeurt er van alles om eens goed over door te denken, zo aan het einde van het jaar.

Kruiend ijs
Business as usual blijkt niet meer te werken. Er lijkt meer sprake te zijn van kruiend ijs. De al langer lopende strategie crises in de bedrijfsgezondheidszorg en arboland komt aan het licht middels een bestuurscrises. Grote Arbodiensten lopen krakend vast.

Bestuurscrises
Ceo van Arbo Unie wordt ter zijde geschoven, als ook een groot deel van RvB van 365/Arboned. Zorg van de Zaak/Maetis Ardyn/Achmea lijkt als enigste van de Grote Drie nu (?) de dans nog te ontlopen, maar dat lijkt meer een kwestie van tijd. Maar wat moet de bedrijfsarts op de werkvloer daarmee ?

Grip ?
Wellicht dat de one liner: inzicht - grip - resultaat daarbij helpen kan. Welke resultaat wil de bedrijfsarts eigenlijk bereiken ? Kan dat met behulp van arbodiensten of is het werken vanuit een ZZP constructie beter ? Tja, de jonge Cruijff zie het al: elk voordeel heb zijn nadeel. Maar wat te doen ?

Veel bedrijfsartsen hebben weinig tot geen grip op hun eigen situatie, dus .... En zonder grip geen goed resultaat. Inzicht is nodig om meer grip te kunnen krijgen. Dus eerst maar eens een actueel rondje langs de velden om het inzicht in de kansen en bedreigingen beter te kunnen inschatten.

Ter lering ende vermaeck daarom de onderstaande column van Reijer Pille, directeur van de Falke Verbaan Groep die zijn visie op de laatste ontwikkelingen geeft. Genoeg stof tot overdenking !





Reijer Pille: Nu het jaar 2012 ten einde loopt, is duidelijk dat de crisis een aantal ontwikkelingen in de markt van arbodienstverlening heeft doen versnellen. Werden we begin dit jaar nog opgeschrikt door de privacyschendingen, die te zien waren in de Zembla-uitzendingen in maart jl., momenteel worden we geconfronteerd met een toenemende druk op de marktposities van de vier grootste arbodiensten.

Opvallend is dat de teloorgang van de grote partijen niet zozeer lijkt te worden veroorzaakt door de markt, maar vooral door het maken van verkeerde keuzes. Door de focus te leggen op vitaliteit en bevlogenheid in plaats van op verzuim, verloren zowel Achmea Vitale (thans Arbo Vitale) als 365 marktaandeel. Dit werd verder versterkt door het gebrek aan focus op marktsegmenten.

Daarnaast hebben bij alle grote dienstverleners -met uitzondering van HCC, nummer 5 van de landelijke partijen- prijserosie en het sturen op omzetmaximalisatie geleid tot kwaliteitsverlies en slechte resultaten die een verdere consolidatie noodzakelijk maken.

Dit heeft mede geleid tot de overname van Achmea Vitale door het Zorg van de Zaak Netwerk waarvan onder andere ook MaetisArdyn deel uitmaakt. Inmiddels is zeer recent bekend geworden dat de CEO van Arbo Unie haar contract niet zal continueren en dat de RvB van 365 is teruggetreden. Aandeelhouders worden kennelijk onrustig. Dit is verbazingwekkend want de neerwaartse trend is al jaren zichtbaar. Een verdere consolidatie of een verdere segmentatie en opsplitsing is dan ook te verwachten. De markt zit al lang niet meer te wachten op dienstverleners die aanbodgericht blijven denken en van alles willen aanbieden waar klanten op dat moment geen behoefte aan hebben.

Van de grote partijen lijken alleen het Zorg van de Zaak Netwerk en HCC een duidelijke strategie te hebben. Zorg van de Zaak is door middel van multibranding en segmentatie op deelmarkten in staat om zowel overnames te plegen als, door verregaande kostenreductie, financieel gezond te blijven. HCC bereikt hetzelfde door de focus op kwaliteit te houden en niet mee te gaan in prijserosie.

Daarnaast zien we het marktaandeel toenemen van nieuwkomers zoals Arbobutler, De Bedrijfspoli, GOED, etc., evenals dat van gespecialiseerde nichespelers zoals Immediator, Tredin en vernieuwde formules als APAC-Agens, Cohesie, VerzuimVitaal en 'De Arbodienst'.

Falke & Verbaan verwacht dat deze partijen hun marktpositie in 2013 zullen behouden of uitbreiden en dat zij -nog belangrijker- financieel gezond zullen blijven.

Wat betreft de ontwikkeling van Arbo Unie en 365: dit zal nog een hele opgave zijn. Temeer omdat dienstverleners die zich richten op het eigen-regiemodel (zoals Arbobutler, Immediator, De Witte Raaf en Metaplanning) een interessant alternatief vormen voor grote ondernemingen die uitgekeken zijn op de grote partijen.
Aan de andere kant van het dienstverlenersspectrum zien we de casemanagementbureaus die, na de schok die de Zembla-uitzending teweegbracht, een professionaliseringsslag doormaken. Dit doen zij door -zoals VerzuimReductie- compliant te worden aan wet- en regelgeving maar wel hun ontzorgende service aan bedrijven te behouden, gekoppeld aan respect voor werknemers.

Kortom: er is voor bedrijven en ondernemingsraden veel voordeel te behalen door zich goed op de markt te oriënteren.
Daarmee zijn de problemen echter nog niet voorbij. Andere knelpunten in de sociale zekerheid en bedrijfsgezondheidszorg worden steeds duidelijker:

  • De WIA/WGA-systematiek, die voor laagopgeleide arbeidsongeschikte werknemers met een laag inkomen geen inkomenscompensatie biedt. Dit is een probleem dat door werkgevers in branches zoals schoonmaak en thuiszorg steeds meer onderkend wordt. De aanbestedingen van de overheid leiden bovendien tot meer prijsdruk, hetgeen op zijn beurt leidt tot een hogere prestatiedruk bij werknemers, veelal medewerkers belast met een beperking en een slechtere gezondheid. Een groot deel van de werknemers komt uiteindelijk in het afvoerputje van de bijstand terecht en komt daar niet meer uit. Dit veroorzaakt een onacceptabel maatschappelijk probleem. De WIA/WGA in zijn huidige vorm lijkt aan zijn houdbaarheidsdatum toe te zijn.
  • De slechte afstemming (of zogezegd de stammenstrijd) tussen arbodiensten en UWV, ook wel tussen bedrijfsartsen en verzekeringsartsen, neemt extreme vormen aan door juridisering en inefficiëntie. UWV scoort goed als poortwachter met betrekking tot het WIA-volume, maar het apparaat is geldverslindend en inefficiënt. Werkgevers, bedrijfsartsen en werknemers ervaren een sterke wisselende kwaliteit en enorme interne gerichtheid.
  • De gevolgen van de vergrijzing en het gebrek aan preventie. Het Ontwerpadvies Stelsel voor gezond en veilig werken van de SER (november/december 2012) focust sterk op preventie in het kader van duurzame inzetbaarheid. Het is terecht dat men constateert dat bedrijfsartsen en arbodiensten weinig aan preventie doen. Maar dat is niet de enige oorzaak. Zorgverzekeraars hebben de laatste jaren veel geld gestoken in vitaliteit en gezondheidsmanagement. Met wisselend succes. Het bleek vooral geschikt als marketinginstrument voor collectiviteiten. Door de niet-zichtbare effecten haakten werkgevers al snel af. De vraag is: moet preventie wel het exclusieve domein van arbodiensten en bedrijfsartsen zijn? Wat dat betreft is het SER-ontwerpadvies nog veel te voorzichtig. Ondanks dat de SER het toenemende tekort aan bedrijfsartsen signaleert, ligt de focus nog te veel op de bedrijfsarts. Echter, ook hier moet men zich afvragen of andere professionals zoals huisartsen en paramedici zich meer zouden moeten richten op preventie. Sterker nog, moeten werkgevers en werknemers en overheid niet veel meer eigen verantwoordelijkheid nemen en zich meer richten op andere vormen van preventie, zoals leefstijlverandering en plezierig werken, in plaats van het initiatief aan de professionals over te laten?
  • De toename van het langdurig verzuim. Hoewel het gemiddelde verzuimpercentage in Nederland rond 4,3 % blijft hangen, neemt het langdurige verzuim in verschillende sectoren enorm toe. Dit merken de inkomensverzekeraars die eigen risicodragers tussen het tweede en twaalfde jaar van arbeidsongeschiktheid verzekeren ook. Deze zogenaamde ERD-portefeuilles zijn bij veel verzekeraars ernstig verlieslatend met als gevolg enorme premiestijgingen. Sommige eigenrisicodragers willen daarom weer terug naar de UWV. Ook hier lijkt het faillissement van het hybride stelsel in zicht. Dit kabinet zal een toename van de collectieve lasten, die daar het gevolg van is, niet kunnen tolereren.

Kortom: het is tijd voor een fundamentele discussie om het stelsel betaalbaar, efficiënt, sociaal en rechtvaardig te maken.

De Falke & Verbaan Groep doet alvast een voorzet:

  • Het hybride stelsel moet worden afgeschaft.
  • De UWV moet drastisch worden gereorganiseerd tot een kwalitatief hoogwaardige toezichthouder, die rapportages van bedrijfsartsen en arbodienstverleners toetst en 'bezwaar en beroep' behandelt. Hieraan vastgekoppeld moet worden een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig kenniscentrum en wellicht ook het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Na iedere claimbeoordeling gaat het dossier terug naar de private uitvoerder.
  • Alle uitkeringstaken van de UWV moeten worden afgestoten en het toezicht versterkt en verbetert. Feitelijk zien we al een begin van deze ontwikkeling met de Nieuwe Ziektewet en de nieuwe ontslagprocedure die van kracht zijn geworden. De UWV houdt in dit model toezicht op de verzuimbegeleiding vanaf dag 1 van de verzuimmelding tot aan het einde van de 12-jaarsperiode.
  • Preventie en Duurzame Inzetbaarheid kennen vele kanten en oplossingen. Werknemers en werkgevers moeten hier zelf de koers bepalen.. Alle preventieve medische onderzoeken moeten gefinancierd worden voor zowel bedrijfsartsen als huisartsen vanuit een gemeenschappelijk preventiefonds en tegen uniforme tarieven onder beheer van de zorgverzekeraar. (In feite doen zorgverzekeraars dit op bescheiden schaal al). Op deze manier krijgt iedere werkende toegang tot medische preventieve zorg en wordt het ook betaalbaar. Alle overige vormen van preventie horen hier echter niet thuis. Deze vallen onder private financiering, anders wordt het onbetaalbaar.
  • De verzuiling in de sociaal-geneeskundige sector moet ongedaan worden gemaakt door opleidingen en specialismen onder een hoofdstroming te brengen. Dan wordt het weer betaalbaar en bovendien verhoogt dit de arbeidsmobiliteit en het onderlinge begrip.
  • Er moet een onderzoek gedaan worden naar een rechtvaardiger kosteneffectiever alternatief voor de WIA, mogelijk zelfs een vorm van risque professionel. Wie durft?

Plasje


K. is vanochtend de eerste op het spreekuur; hij is ‘ingestuurd’ door zijn chef. Bij de eerste aan-blik is het probleem al helder: te veel Heineken.

Dat is een terugkerend probleem voor K.: geen controle over de intake. Wat lallend staat hij nu met het secretariaat te klessebessen.



Hij grijnst. Alle twee kennen we de regels van voor naar achter. Ik probeer een glimlach te onderdrukken. Elke keer leg ik hem de spelregels weer uit, om dan over te gaan tot de afgesproken ademblaastest met de Dräger: 2,2 promille deze keer. Feestje gehad?, vraag ik. Nee, het voetbalelftal van zijn zoontje won gisteren de competitie. K. is een even fervent voetballiefhebber als doortastend bierdrinker. Mag en kan dus niet werken, eerst de roes uitslapen.

Binnen het bedrijf zijn de regels sinds kort helder: iedereen ‘droog’ onder werktijd. Dat geldt van de vloer tot aan de directeur, die hem - naar verluidt - ook graag lust. Twee basale redenen zijn er voor deze duidelijke aanpak. Aan de ene kant is dat het veiligheidsprobleem. Er zijn binnen het bedrijf veel rijdende functies: chaufferen met heftrucks en vrachtwagens. Het tweede probleem is dat zich in dit bedrijf een kleine, zeer hardnekkige groep buitengewoon forse drinkers bevindt. Een kratje per dag schijnt normaal te zijn. K. is een van hen.

 
Aanvankelijk werd het drink-gedrag oogluikend toegestaan, in de wetenschap dat ingrijpen veel rumoer zou geven. Totdat een medewerker tijdens een corrigerend gesprek de controle over zijn over-volle blaas verloor. Ten aanschouwen van de directeur ontstond er een steeds groter wordende plas op het mooie tapijt. De aardappelen waren afgegoten, dat wel. Maar ook de rapen waren gaar en de tijd was rijp bij de directeur voor de ‘zero tolerance’-aanpak. Vandaar.

Lekker werk en heerlijk moe !

 
Achterin onze stadstuin staat een doorgeschoten populier. Geschatte hoogte: 25 meter. Te hoog voor in de stad. Bovendien, als je er een schop tegen aangeeft zit er meteen een gat in. Kortom, verrot tot op de kern. Dus de hovenier gebeld om hem te rooien.

De hovenier klimt behendig met pikschoenen en sporen én met valbeveiliging omhoog. De zaagmachine in de holster. Veiligheidsbril en gehoorkappen worden opgezet, de veiligheidstouwen aangetrokken. De verrotte boom zwiept vervaarlijk op en neer onder het gewicht van de man (75 kg) en de apparatuur (20 kg). Het echt gevaarlijke werk gaat nu beginnen. Je ziet hem nadenken hoe hij dit varkentje zal wassen. Dan ‘geht’s los’.

De zaagmachine wordt op 20 meter hoogte aangetrokken, 95 decibellen vullen de lucht, benzinedampen stijgen op. Gestrekt achteroverhangend zet de man de 15 kg zware zaagmachine op schouderhoogte in de stam. De boomsplinters vliegen hem om de oren. Door bovenhands en van zich af te werken geeft hij arm-, schouder-, nek- en rugspieren vandaag een dubbele portie sportschool. De boom wordt binnen twee uur tijd in ‘mootjes’ van 30 cm dikte en 30-50 kg zwaarte tot op de grond toe ‘gechopt’.

De hovenier gooit de moten behendig naar omlaag. De jongens van beneden kunnen het tempo nauwelijks bijhouden en lopen en tillen zich het leplazarus. De behendigheid en souplesse waarmee dit alles gebeurt is een genot.

Evenals het commentaar. ‘Heftig werk, hé?,’ vraag ik. ‘Ja, lekker werk, altijd buiten en ’s avonds ben je heerlijk moe. Dat bomenwerk doe ik nu zo’n dertig jaar. Daar boven hangen, en dan tjakka! Dat geeft een echte kick. Kent u lekkerder werk?’

Kijk, dit soort mensen zie ik nou nóóit op mijn spreekuur.