maandag 15 juni 2015

De bedrijfsarts, de minister én een onbegaanbare weg , en nu .....

De bedrijfsarts, de minister én een onbegaanbare weg
 

Schaf de meldingsplicht beroepsziekte door bedrijfsarts af. Want de huidige NCvB-monitor beroepsziekte is als een kapotte thermometer: het geeft een uitslag, maar zegt niets. Dat was de boodschap van mijn vorige blog. Dat heeft tot de nodige ophef geleid.

 
Dagblad Trouw haalde een opvallende krent uit deze pap en opende afgelopen woensdag (10 juni 2015) met de kop op de voorpagina 'Helft bedrijfsartsen meldt beroepsziekten nooit'. Dat ging erin als koek.
                           

Kortstondige media-aandacht op internet (Nu.nl) en radio (NPO en BNR) was het gevolg. Interessant, maar levert het ook echt wat op? Kunnen zaken ten goede worden gekeerd? Want deze kwestie zit al tien jaar muurvast.

Minister Asscher van Sociale Zaken is echter vooralsnog niet van plan de huidige regeling aan te passen. Dat bleek recentelijk in een vergadering met de vaste Kamercommissie Sociale Zaken.

                                                                                                
Zijn argumentatielijn daarvoor is simpel: een beroepsziekte is iets medisch – het woord zegt het al. Neem daarbij het gegeven dat elk bedrijf zich deskundig moet laten bijstaan door een bedrijfsarts. Dus: één plus één is twee: bedrijfsarts meldt beroepsziekte. Bovendien: dit is allemaal al wettelijk zo geregeld. Dus: vooral niet te ingewikkeld over lopen doen.



Handig omzeilde Asscher daarmee de vraag of deze monitor nou wel of niet functioneert én wat de toegevoegde waarde ervan is. De vaste Kamercommissie van Sociale Zaken bleek geen weerwoord op deze redenering te hebben. Huidige tussenstand: de bedrijfsartsen worden geacht te blijven melden én de NCvB-monitor blijft in stand. Maar gaan de bedrijfsartsen dat ook doen?

Terug naar de monitor en de cijfers. Meten is weten, ja toch? Zeker als je EBM hoog in het vaandel hebt staan. Maar wat als er geen gerichte zoekstrategie wordt gebruikt en de meetlat (definitie van beroepsziekte) van elastiek blijkt te zijn? Wat meten én weten we dan?

Hoe betrouwbaar en valide zijn de gepresenteerde cijfers eigenlijk? En wat kun je ermee? En wordt het beoogde doel bereikt? Kan het de toets der (methodologische) kritiek doorstaan? Of is het typisch een Bonneuxtje?

                                

De huidige zoekstrategie is kort samen te vatten als: zoek bedrijfsarts, zoek! Zoek beroepsziekte! Geen structuur noch focus in te bekennen. De bedrijfsartsen lijken gewoon te wachten op wat er langskomt.

Dat blijkt ook uit de cijfers. Bouwartsen kijken vooral op PAGO/PMO (91%)-plekken en vinden vooral lawaaidoofheid (33%). Niet-bouwartsen zoeken op andere plekken (verzuim en open spreekuur: 92%) en vinden andere beroepsziekten.

Maar: ‘If you don't know where you are going, all roads lead to nowhere.’ (Henry Kissinger)



De monitor beroepsziekte is niet alleen kapot, maar is ook nog eens overbodig. Alle cijfers om preventiebeleid op landelijk, sectoraal en/of brancheniveau te ontwikkelen (doel van de monitor) zijn al lang en breed bekend. Neem ter illustratie de Arbobalans 2014. Wat wil je nog meer weten?

Opvallende terzijde: de NCvB-monitor wordt daar niet eens als bronmateriaal gebruikt (zie bladzijde 105)! En dat betekent ...

Zo doorgaan lijkt mij een onbegaanbare weg. Voor de minister, maar ook voor de bedrijfsartsen, die per direct met melden kunnen stoppen. Grondige herbezinning én groot onderhoud van het NCvB is nu eerst aan de orde.

Want: beroepsziekten moeten op de werkvloer worden aangepakt en opgelost, en niet in nota's en vergaderzaaltjes.


 
Dolf Algra
 
Voor de fijnproevers:
 
 
                                      
 

maandag 8 juni 2015

Beroepen spotten - niet alleen voor de bedrijfsarts leuke hobby ? Het gebeurt allemaal zo onder je neus

Het werk wordt lichamelijk steeds lichter, zeggen velen.

Is ook zo, maar toch: er blijft nog genoeg fysiek zwaar werk te signaleren. Tenminste als je goed oplet. Het is niet moeilijk: gewoon ‘beroepen kijken’ op straat. Vlak voor je neus.

 
 
 
 
 
Neem het traject van mijn woonhuis naar de kleuterschool van mijn zoontje. Geschatte afstand: 250 meter.

Als ik mijn deur, op nr. 40, dichttrek, stopt net de vuilniswagen met daarop een chauffeur en twee vuilnisophalers.
                                      

De schoonmaker van het kantoor naast ons snelt met de laatste vuilniszak naar buiten.

                                    
Bij nr. 28 is de straat opengebroken - riool- en grondwerkers zijn daar aan de slag.

                                    


Nog een ‘open gat’: aan de overkant, tussen nr. 29 en nr. 15, zijn kabelmonteurs van het energie/
kabelbedrijf bezig. De stratenmakers van Gemeentewerken dichten en egaliseren de gaten weer.

Ook binnenshuis wordt geklust. Er zijn bouwvakkers te zien in nr. 21. De schilder op nr. 12 heeft zijn ghettoblaster op vol gezet en is net begonnen met het afbranden van de kozijnen.

                                 


Op de hoek staat het busje van Nachtuil, het enige uitzendbureau voor nachtwerk. De nachtploeg - pijpfitters, elektromonteurs en lassers - drinkt een laatste bak koffie en gaat dan huis- en bedwaarts.

We steken over: de buschauffeur van de RET stopt galant, maar moet snel optrekken vanwege een in sneltreinvaart naderende politieauto (twee agenten) meteen gevolgd door een ambulance (chauffeur en ambulanceverpleegkundige).


                                            Afbeelding voor het nieuwsresultaat

We zwaaien naar onze overbuurman Gerrit, die ziekenverzorgende is. De peuterspeelzaal naast de kleuterschool start om 07.45 uur en de vijf leidsters zijn dus al in full swing.


En zo tellen we tijdens deze korte wandeling al snel achttien zware beroepen. En dan hebben we de schooljuf van mijn zoontje niet meegerekend. Maar die heeft psychisch zwaar werk. En zij is niet de enige.

maandag 1 juni 2015

Steeds meer flexwerkers

Sterke stijging flexwerkers in afgelopen tien jaar
Het aantal werknemers met een tijdelijk contract, ook wel aangeduid als flexwerkers, is in de afgelopen tien jaar sterk toegenomen van 15 procent in 2004 tot 22 procent in 2014.
            
Dat melden het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en TNO in een maandag gepubliceerd rapport over de dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt.
De stijging is in Nederland groter dan in de meeste andere Europese landen. Alleen Spanje en Portugal hebben een hoger aandeel flexwerkers als onderdeel van hun beroepsbevolking.
Binnen Nederland zijn grote regionale verschillen. Dat is volgens het onderzoek een gevolg van de verstedelijking, in grote steden is het aantal flexwerkers het grootst. Van de werknemers met een tijdelijk contract, heeft na drie jaar een derde een vaste arbeidsovereenkomst.


Flexwerkers

Flexwerkers
                                                             
 

Innovatie

Uit het onderzoek blijkt verder dat werknemers die meerdere banen combineren, voor meer afwisseling en persoonlijke ontwikkeling, tevredener, bevlogener en beter inzetbaar zijn dan werknemers met een baan.
Voor mensen die meerdere banen hebben omdat zij anders financieel niet rondkomen, geldt het tegenovergestelde. Bovendien lijdt deze groep werknemers sneller aan burn-outverschijnselen.
Het aantal werknemers met meerdere banen, in loondienst en/of als zzp'er, is de afgelopen tien jaar eveneens gestegen van 6 procent in 2004 tot 8 procent in het afgelopen jaar.
Volgens het onderzoek van het CBS en TNO zijn bedrijven met veel flexwerkers niet innovatiever dan bedrijven waar juist veel werknemers met vaste arbeidskrachten werken.
Bedrijven met veel flexwerkers zijn wel innovatiever als die goede toekomstperspectieven van hun werkgever krijgen en worden opgenomen in de bedrijfscultuur dan werkgevers die dit niet doen.


Kabinet

Het kabinet wil juist het aantal werknemers met een tijdelijk contract terugdringen. In het sociaal akkoord uit april 2013 zijn hier met de sociale partners afspraken over gemaakt. Flexwerkers  moeten sneller kunnen doorstromen naar een vast contract, zo moeten werkgevers na twee jaar in plaats van na drie jaar een vast contract aanbieden.
De versteviging van de positie van flexwerkers is vooral een eis van de vakbonden, zij zien in tijdelijke contracten een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden. De wet treedt op 1 juli aanstaande in werking.
Halbe Zijlstra, fractieleider van de VVD, liet zaterdag tijdens een congres van zijn partij weten dat de VVD zzp'ers ziet als een oplossing en niet als een probleem.
"Laten we eerlijk zijn, we moeten niet vaste contracten aantrekkelijker maken door het zzp-schap onaantrekkelijk te maken", aldus Zijlstra.

Schijnzelfstandigheid

Nederland kent op dit moment naar schatting een miljoen zelfstandigen. Een deel kiest vrijwillig voor deze vorm van ondernemerschap, maar er is ook een groep die valt onder zogenaamde schijnzelfstandigheid.
Dat is een verschijnsel dat mensen officieel door het leven gaan als zzp’er, maar in feite verkapt in dienst zijn bij een opdrachtgever. Er is dan meestal geen sprake van vrije keuze.