donderdag 25 februari 2016

ACTUELE STAND VAN ZAKEN BEDRIJFSGEZONDHEIDSZORG


Zomaar ergens gisteren op het internet tegengekomen : actueel rapport over bedrijfsgezondheidszorg
 
Zeer het lezen waard
Dit is de samenvatting van de Oval ( bron: oval site)
 
 
Rapport Panteia over huidige stand van zaken arbeidsgerelateerde zorg

In opdracht van het Ministerie van SZW heeft Panteia een inventarisatie gemaakt van de huidige stand van zaken van de arbeidsgerelateerde zorg. In het onderzoek wordt aangesloten op de vier beleidslijnen die in het SER-rapport 'Betere zorg voor werkenden' zijn aangekondigd. Op basis van bestaande bronnen, aangevuld met kwantitatief en kwalitatief onderzoek onder werkgevers, werknemers, huisartsen en bedrijfsartsen, is in kaart gebracht wat de huidige stand van zaken is op de vier beleidslijnen. In 2020 zal een evaluatie worden uitgevoerd. De vergelijking tussen de huidige stand van zaken en de evaluatie moet inzicht geven in de effecten van de nog te nemen maatregelen. De onderzoekers tekenen aan dat de resultaten uit de enquêtes onder huisartsen en bedrijfsartsen zijn te beschouwen als ‘een goede indicatie van de ervaringen en opvattingen van deze groepen’, maar dat niet duidelijk is of het een representatieve afspiegeling vormt. Hieronder zijn per beleidslijn de belangrijkste conclusies opgenomen.

1. Betere arbodienstverlening door meer betrokkenheid van werknemers

Sectorale en regionale initiatieven (invloed werknemers is via paritaire besturen geborgd)

·         In 2009-2014 was in 169 van de 250 sectoren een arbocatalogus ontwikkeld.

·         52% van de werkgevers weet niet of er een arbocatalogus is voor zijn branche. Wanneer hij dit wel weet, wordt de catalogus door 70% van de werkgevers gebruikt.

·         5 sectoren hebben een sectorinstituut dat zich specifiek richt op arbeidsomstandigheden.

·         Er zijn 121 branche RI&E instrumenten. Een kwart van de werkgevers uit de betreffende branches maakt hier daadwerkelijk gebruik van.

·         De arbeidsgerelateerde zorg is nog nauwelijks regionaal georganiseerd.

Preventiemedewerker en medezeggenschap

·         55% van de werkgevers is ervan op de hoogte dat de aanwezigheid van een preventiemedewerker een wettelijke verplichtig is.

·         57% van de werkgevers heeft naar eigen zeggen een preventiemedewerker aangesteld, die wordt in 28% van de bedrijven ingevuld door de werkgever.

·         53% van de werkgevers overlegt periodiek met zijn werknemers over het arbeidsomstandighedenbeleid, al dan niet via het medezeggenschapsorgaan.

·         In 30% van de bedrijven met een medezeggenschapsorgaan is deze betrokken bij de keuze voor een arbodienst door advies of het hebben van instemmingsrecht.

Vertrouwen in de bedrijfsarts

·         41% van de werknemers gaat liever naar de huisarts dan naar de bedrijfsarts met gezondheidsklachten waarvan ze denken dat deze door het werk worden veroorzaakt.

·         84% van de werkgevers vindt dat de bedrijfsarts onafhankelijk zijn werk kan doen.

·         49% van de werknemers vindt dat bedrijfsartsen net als huisartsen onafhankelijk hun werk doen, echter 72% van de bedrijfsartsen zelf heeft het idee dat werknemers hun onafhankelijke positie niet geheel vertrouwen.

2. Meer preventie op het werk

Aandacht voor preventie en getroffen maatregelen

·         97% van de werkgevers voelt zich hoofdverantwoordelijk voor een gezonde en veilige werksituatie.

·         58% heeft in de afgelopen twee jaar nieuwe maatregelen genomen, met name preventieve maatregelen als beschermingsmiddelen en technische verbeteringen.

·         De investeringen in preventie door externe arbodienstverleners, wordt geschat op €15,60.

·         66% van de werknemers vindt dat de werkgever zorgt voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.

·         45% van de bedrijfsartsen bij een externe arbodienst of als zelfstandige vindt dat de contracten te weinig tijd en ruimte bieden voor preventieve activiteiten.

Toegang tot de arbeidsgerelateerde zorg

·         Volgens dit onderzoek heeft 78% van de werkgevers een contract voor arbodienstverlening afgesloten, 17% heeft geen contract en bij 12% is dat onduidelijk.

·         60% van de werkgevers zegt dat al vrije toegang tot de bedrijfsarts wordt gegeven, 35% van de werknemers zegt vrije toegang te hebben.

·         Werknemers hebben veel betere toegang tot de bedrijfsarts dan flexwerkers (slechts 10% van de werkgevers geeft zzp’ers toegang tot de bedrijfsarts).

3. Het vastleggen van een basiscontract voor professionele arbodienstverlening en meer bescherming voor de werknemer

Contracten voor arbodienstverlening

·         Inhoud contracten: in 98% zit verzuimbegeleiding, in 28% toetsing RI&E, in 9% de aanstellingskeuring en in 24% het PAGO.

·         Volgens bedrijfsartsen is in 89% van de contracten een arbeidsomstandighedenspreekuur opgenomen en in 71% het opsporen en diagnosticeren van beroepsziekten.

·         9% van de bedrijfsartsen komt regelmatig in situaties terecht waarin hij niet meer geheel onafhankelijk kan werken door toedoen van de werkgever.

Kennis van wet- en regelgeving

·         45% van de werkgevers weet niet wat de maatwerkregeling inhoudt, 60% van de werkgevers wil meer informatie hierover.

·         45% van de werkgevers weet niet dat het verplicht is om op elke vestiging een preventiemedewerker in dienst te hebben.

·         30% van de werkgevers weet niet dat hij verplicht is om na maximaal 6 weken verzuim een bedrijfsarts in te schakelen.

·         58% van de werkgevers wil meer informatie over de taken en bevoegdheden van de preventiemedewerker, 55% over privacybescherming bij verzuimbegeleiding.

·         32% van de werknemers denkt al recht te hebben op een second opinion.

4. Betere zorg voor werknemers door goede samenwerking tussen de reguliere gezondheidszorg en de bedrijfsgezondheiszorg

Samenwerking curatieve gezondheidszorg en bedrijfsgezondheidszorg

·         6% van de huisartsen heeft een structurele samenwerkingsrelatie met de bedrijfsarts.

·         62% van de huisartsen adviseert meerdere malen per maand een patiënt om de bedrijfsarts te raadplegen. 46% verwijst nooit officieel door middels een verwijsbrief.

·         Vice versa adviseert van de bedrijfsartsen 64% meerdere malen per maand om een huisarts te raadplegen.

·         45% van de huisartsen is ontevreden over informatieuitwisseling van de bedrijfsarts, vice versa is dat 22%.

·         Bedrijfsartsen zijn meer tevreden over de samenwerking dan huisartsen: 45% van de bedrijfsartsen versus 17% van de huisartsen.

·         70% van de huisartsen vindt het belemmerend dat het veel moeite kost om te achterhalen wie de bedrijfsarts is.

Kennis van de factor arbeid in de curatieve zorg
54% van de huisartsen zegt altijd of vaak expliciet aandacht te besteden aan arbeid in een behandelplan.
55% van de bedrijfsartsen vindt dat huisartsen onvoldoende rekening houden met de factor arbeid bij diagnose en behandelplan.
Volgens bedrijfsartsen hebben fysiotherapeuten en psychologen meer kennis van arbeid dan huisartsen.


Bron: Panteia

 

vrijdag 5 februari 2016

Over burn out en dat soort zaken

Aardig artikel over burn out in de NRC van 3 febr 2016:

Zo herken je een burn-out - en zo doe je er wat aan

Uitgeput Een op de zeven werkende Nederlanders heeft last van burn-outklachten als oververmoeidheid en emotionele uitputting. Grijp in voor het helemaal misgaat. Door regelmatig te leven en te sporten, maar vooral door te vragen: hoe maak ik mijn baan leuker?
We beginnen met een testje. Hier zijn alvast de mogelijke antwoorden: nooit, enkele keren per jaar, maandelijks, enkele keren per maand, elke week, enkele keren per week, elke dag. Kies het beste antwoord bij deze stellingen:
 
– Aan het einde van een werkdag voel ik me leeg.
– Ik voel me moe als ik ’s morgens opsta en geconfronteerd word met mijn werk.
– Het vergt heel veel van mij om de hele dag met mensen te werken.
– Ik voel me compleet uitgeput door mijn werk.
 
Dit zijn vragen om emotionele uitputting vast te stellen. Dat is een van de belangrijkste indicatoren van een burn-out.
 
De vragen werden voorgelegd aan Nederlandse werknemers tijdens een grote jaarlijkse enquête over arbeidsomstandigheden van het Centraal Bureau voor de Statistiek, TNO en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De recentste verscheen eind vorig jaar. De uitkomst: een op de zeven werkende Nederlanders (14 procent) heeft burn-outverschijnselen. Zij beantwoordden deze vragen gemiddeld genomen met ‘enkele keren per maand’ of meer, met die score komen ze in aanmerking komen voor het label burn-outklachten.
 
Het aantal werknemers met burn-outklachten nam de afgelopen jaren toe met ongeveer 3 procent. TNO berekende dat ziekteverzuim door werkstress zoals burn-out jaarlijks 1,8 miljard euro kost.

Wanneer ben je kwetsbaar voor een burn-out? Wat voel je als je burn-outklachten hebt? En wat kun je dan doen?

Wat merk je van een burn-out?

Bij een burn-out ben je ‘opgebrand’ door langdurige stress. Voor opgebrand zijn bestaat een meetinstrument: de Maslach Burnout Inventory. Dat is een burn-out-test aan de hand van een vragenlijst, vergelijkbaar met de stellingen over emotionele uitputting van zojuist.
Om te beginnen is er die emotionele uitputting, die we al eerder noemden. Ook zijn cynisme en afstand van het werk symptomen, net als gebrek aan professioneel zelfvertrouwen.
 
Wat merk je daarvan bij jezelf, of bij een collega? Dat kan verschillen, maar hoog op de checklist komen bijvoorbeeld moeheid, slecht slapen, prikkelbaarheid, piekeren, emotionele labiliteit, gejaagd gevoel en concentratieproblemen.
 
Komt een burn-out door te hard werken?
Nee, dat is te kort door de bocht. „Je hoort weleens: ‘ik heb een burn-out, want ik heb het zo druk gehad’. Maar druk alleen is de reden niet”, zegt Ron de Kloet. Hij is emeritus hoogleraar neuro-endocrinologie en farmacologie aan het Leids Universitair Medisch Centrum en heeft jarenlang onderzoek gedaan naar de invloed van stress op ons lichaam. „In werkelijkheid lukte het dan niet om de werkdruk te hanteren.”

Maar wat zijn dan risicofactoren?

Onzekerheid, zegt De Kloet. „Stress draait om informatie.” Voorspelbare situaties zijn goed: dan weet je hoe je moet reageren. „Maar is er veel onduidelijkheid, dan kan dat stress opleveren.” Een beetje stress is niet zo erg, maar langdurige stress kan leiden tot een burn-out. De Kloet schetst zo’n onduidelijke werksituatie: „Je bent onzeker over je functioneren. Kan ik het wel aan?” Of je bent onzeker over je carrière: „Het gaat slecht met het bedrijf waar je werkt. Er zijn de hele tijd geruchten en je hebt geen idee wat de toekomst brengt.”

Nog zo’n risicofactor: gebrek aan sociale steun, zegt Toon Taris, hoogleraar arbeidspsychologie aan de Universiteit Utrecht. Je kunt nooit even lekker klagen bij je collega’s. Je baas heeft niet door hoe hard je werkt en je krijgt geen waardering voor dat harde werk (wat de onzekerheid weer voedt).
Ook belangrijk: gebrek aan autonomie en controle. Wie zelf zijn werktempo en carrière bepaalt, heeft er ook meer grip op. En, zoals eerder gezegd: werkdruk.

Is iedereen er even gevoelig voor?

Nee. Voor een deel ligt stressbestendigheid en dus veerkracht bij stress en burn-outverschijnselen genetisch vast, zegt De Kloet. Ongeveer 30 procent van de mensen is van nature optimistisch. Zij zijn genetisch beschermd tegen depressie en piekeren niet of weinig.
 
Er zijn twee risicofactoren in je karakter, zegt Taris. Mensen die geneigd zijn zich te druk te maken, zijn kwetsbaar: neuroten, met een weinig flatterend woord. Druk maken en stressen ligt al snel dicht bij elkaar.
 
En daarnaast: perfectionisme. Perfectionisten stoppen (te) veel tijd in hun werk, want het moet van hen – logisch – héél goed zijn. Taris:
En zij kunnen vaak ook moeilijk delegeren: anderen kunnen het nooit zo goed als zij.
Perfectionisme leidt vaak ook tot uitstelgedrag (wat dan weer voor stressvolle situaties zorgt), zegt Taris. Drempelvrees eigenlijk, omdat mensen zoveel van zichzelf verwachten.
 
Ook in sommige beroepen heb je een verhoogde kans op burn-outklachten. Leraren zijn het kwetsbaarst, blijkt uit CBS-cijfers: van hen ervaart een op de vijf burn-outklachten. Onderwijsbond AOb maakt zich daar zorgen over. Vorige week maakte televisieprogramma Zembla bekend dat de bond docenten sinds september vraagt een dagboek bij te houden om inzicht te geven in hun werkdag. Een hoge werkdruk maakt docenten kwetsbaar voor burn-outklachten, maar ook een gebrek aan autonomie is een factor.

Lopen jonge mensen, zoals je in de media hoort, een hoger risico?

De groep van 25 tot 35 jaar oud is, inderdaad, het meest vertegenwoordigd in de laatste cijfers van CBS en TNO. Maar laten we niet overdrijven: dat scheelt slechts een paar tiende procentpunt met, bijvoorbeeld, de groep van 55 tot 60 jaar. „Vergeleken met hoeveel aandacht ervoor is, zou je verwachten dat het aantal burn-outs onder jongeren véél hoger is”, zegt Claudi Bockting, hoogleraar klinische psychologie aan de Universiteit Utrecht.
 
Hoe zoiets dan toch de wereld inkomt? „Jonge mensen zoeken tegenwoordig veel sneller hulp voor psychische klachten – maar dat wil niet zeggen dat die klachten ook vaker voorkomen. Uit alle beschikbare data blijkt dat dat niet het geval is.” Haar conclusie? „Eigenlijk goed nieuws: ondanks dat een behoorlijke groep jongeren worstelt met zichzelf – iets van alle tijden – lijken we toch weerbaarder dan we denken.”

Burn-out komt door langdurige stress. Waarom is stress zo slecht?

Om die vraag te beantwoorden moeten we naar de bijnier. Daar wordt het hormoon cortisol aangemaakt. „Dat hormoon helpt allereerst om de betekenis van een stressvolle situatie in te schatten en een handige strategie te verzinnen een dreigend probleem op te lossen”, zegt Ron de Kloet. Naarmate het cortisolniveau verder stijgt, wordt een tweede functie van dat hormoon in werking gezet die de de gevonden oplossing van het probleem in het geheugen opslaat, zodat je een volgende keer weet wat te doen. Je past je aan, je wordt weer rustig en je cortisolniveau daalt.
 
Maar nu komt het: soms komt die tweede werking van cortisol onder druk te staan. Het lúkt gewoonweg niet om je probleem op te lossen. „Omdat je te onzeker bent over de uitkomst van je actie, bijvoorbeeld”, zegt De Kloet.
Je cortisolniveau blijft dan hoog. Dat heeft lichamelijke gevolgen, zegt De Kloet. Je bloeddruk stijgt, je stofwisseling raakt ontregeld, je afweersysteem krijgt het zwaar en – heel belangrijk – je slaapt slecht. De Kloet: „Als je cortisol hoog is dan kom je niet in je diepste slaap terecht. En die slaap is juist bedoeld om te herstellen.”

Wat kun je doen als je burn-outklachten hebt?

Blijf je te lang lopen met burn-outverschijnselen dan kun je op den duur thuis komen te zitten met een volledige burn-out. En je situatie kan daarna nog verslechteren: burn-outpatiënten hebben een verhoogd risico op depressie.
 
Vaak duurt het maanden, of zelfs jaren, voor je na een burn-out weer helemaal aan het werk bent. Maar, zegt Toon Taris, hoe langer je thuiszit, hoe moeilijk het is om weer aan de slag te gaan. „Bij een burn-out – en vergelijkbare klachten, zoals depressie – is het belangrijk om snel weer voorzichtig aan het werk te gaan”, zegt hij daarom.
 
Er zijn „behoorlijk succesvolle behandelprogramma’s” die ernaar streven dat je binnen twee of drie weken weer een aantal uren werkt, zegt hij. Maar voorzichtig dus. Denk aan: twee uur op maandag en twee op vrijdag. Kies dan vooral de ‘leuke’ werkzaamheden, zegt hij, en vooral níét de heel belastende.
 
Maar het is natuurlijk fijner om in te grijpen voordat het helemaal misgaat. Pas daarom op jezelf. Probeer regelmatig te leven en te sporten, adviseert De Kloet. Hardlopen, zwemmen, wandelen. Je verstookt er de energie mee die extra wordt opgewekt door stress. Als het meezit slaap je dan beter.
En, zegt Taris, ga bij jezelf te rade. Hoe komt het dat je dit voelt? „Is je werk te belastend? Doe je te veel? En waar komt dat door? Kun je geen ‘nee’ zeggen, voel je je overal verantwoordelijk voor, is je ambitie groter dan je agenda toestaat?”
 
Wat de inhoud van je werk betreft: kijk daar eens kritisch naar, adviseert Taris. Overleg met je baas en vraag naar je taken. Is wat jij denkt dat je moet doen, ook echt wat er van je verwacht wordt? Kun je je werk leuker maken? „Bijvoorbeeld door taken die je belastend vindt te delegeren? Of een cursus te volgen zodat je toegroeit naar een leukere functie?”
Zo niet, vraag je dan eens af: is dit eigenlijk wel de juiste baan voor mij?