vrijdag 23 maart 2018

Stel: het tuchtcollege heeft het niet goed…

Stel: het tuchtcollege heeft het niet goed…

Jaarlijks wordt tegen zo’n 1000 artsen een tuchtklacht ingediend; 400 van hen moeten naar een zitting van één van de vijf regionale tuchtcolleges om verantwoording af te leggen. Voor velen een regelrechte beproeving. Gelukkig is mij dat tot nu toe bespaard gebleven.
Vorig jaar ondergingen 43 van de 1780 bedrijfsartsen – mijn eigen vakgebied – dit lot, waarbij twee collega-bedrijfsartsen als lid geneeskundigen een afgewogen oordeel over de klacht én het professionele handelen van aangeklaagde collega moeten vellen. Maar stel nou eens dat het túchtcollege het niet bij het rechte eind heeft? Wat dan?
Ik kom daarop naar aanleiding van een recente uitspraak van het Regionale Tuchtcollege Eindhoven. Na lezing bleef ik met een zeer unheimisch gevoel zitten. De zaak in het kort: een vrachtwagenchauffeur heeft zich vanwege medische klachten ziek gemeld. De bedrijfsarts duidt de klachten als spanningsklachten, maar denkt dat er ook sprake is van een conflict over lange werktijden en overuren. Bedrijfsarts werkt volgens het Stecr-protocol Arbeidsconflicten, zoals aanbevolen. Spreekuurcontacten blijken niet zonder emoties te verlopen – van beide kanten. Ook omdat werknemer zich laat ‘bijstaan’ door eerst zijn vriendin en later ook vriend/gemachtigde die zich ‘actief’ bemoeien met de situatie. Dat blijkt uit aantekeningen.
Klager, de vrachtwagenchauffeur, vindt dat bedrijfsarts zich vooringenomen heeft opgesteld en verwijt hem ook onzorgvuldig handelen. Het tuchtcollege oordeelt – na rijp beraad – de klachten deels gegrond omdat de bedrijfsarts te weinig zou zijn ingegaan op de psychische klachten én heeft nagelaten de NVAB-richtlijn ‘Psychische klachten’ te volgen. Het tuchtcollege acht het ‘aannemelijk’ dat hij vooringenomen handelde en ‘vindt het ook niet vreemd dat bij klager het vertrouwen in de werkwijze en advisering is verdwenen’ en legt maatregel van berisping op. De aangeklaagde bedrijfsarts is het daar niet mee eens.
Vraag die bij mij blijft hangen is: hoe komt het tuchtcollege tot haar afwegingen? Wordt er afdoende recht gedaan aan de situatie? Is er voldoende diep gekeken? Ook onder de mat? In dit geval vond de aangeklaagde bedrijfsarts in ieder geval van niet. Ik weet het niet, want ik was er niet bij. Het tuchtcollege ook niet. Dus…?
Wat is waar en wat niet? Hoe te wegen? Geen gemakkelijke opgave. Netelige kwestie. Is alles een kwestie van perceptie en inkleuring? Dus: wie het mooiste inkleurt heeft gewonnen? Dat voelt nogal onprettig aan. Dat is mij te vloeibaar. Veel hangt af van circumstantial evidence en de weging ervan.
Drie dingen vielen mij bij herlezing van deze casus op. Beantwoording van kernvraag blijft in nevelen gehuld. Want: was er nou wel of niet sprake van arbeidsconflict? De klager zelf blijkt niet ter zitting te zijn gekomen om zijn verhaal te doen. Merkwaardig. Kan zitting dan nog wel doorgaan? Daarnaast ontbreekt in de uitspraak van het tuchtcollege de visie van de werkgever. Ook nogal essentieel lijkt me. Zeker als in dat rare tussenzinnetje ‘achteloos’ wordt gesteld dat werkgever en werknemer middels een vaststellingsovereenkomst uit elkaar zijn gegaan én het deskundigenoordeel bij het UWV is aangevraagd ‘in het kader van een juridische procedure tegen zijn werkgever’. Dus toch arbeidsconflict? Ik kan er geen chocolade van maken.
Het doet me denken aan De donkere kamer van Damocles van W.F. Hermans. Hoeveel waarheden zijn er? Wie het weet mag het zeggen.; ik was er niet bij. De collega leden-geneeskundigen ook niet. 
Maar ik begin onderhand wel twijfels te krijgen aan de blauwe ogen van het tuchtcollege. En dat vind ik een heel onprettig idee.
Dolf Algra
Website tuchtcollege
Jaarverslag Tuchtcollege 2016 – met  lid geneeskundigen zijn op naam terug te vinden in bijlage
Tuchtzaak vrachtwagen chauffeur - uitspraak regionaal tuchtcollege Eindhoven -– december 2016  -
KNMG wil snel af van naming and shaming – Medisch Contact – 13 juni 2017
Openbaarmaking tuchtzaak uitspraak zeer belastend – Medisch Contact – 12 juni 2017
Zeg dat het je spijt – blog André Weel – 9 maart 2017 – met een heel bijzondere blik op dit probleem
Special over arbeidsconflicten van het TBV – Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde – met veel verschillende invalshoeken  – erg interessant  nummer  – TBV 2017.06 – aanrader.

Over creatief goochelen met cijfers - Meer of minder burn-out?

Meer of minder burn-out? 

Over creatief goochelen met cijfers

‘Werknemer vaker thuis met burn-out’, kopte de Telegraaf. Het dagblad van Wakker en Werkend Nederland had het persbericht van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) pakkend samengevat.
‘Steeds vaker melden mensen zich met overspannenheid of een burn-out bij de bedrijfsarts’, meldde het NCvB naar aanleiding van het rapport Kerncijfers Beroepsziekten 2017. ‘Volgens de laatste meting uit 2016 valt ruim 40 procent van alle meldingen in de categorie psychische beroepsziekte én het aantal blijft stijgen.’ Dit alles op basis van 6270 meldingen van beroepsziekten door 863 bedrijfsartsen in 2016, zoals geregistreerd in de Nationale Beroepsziekteregistratie.
Het bericht ging erin als koek én werd (klakkeloos, zonder te checken) een-op-een overgenomen door veel media, zoals Nu.nl, Radio Eén Vandaag, en NOS. Want een burn-out is hot, hip en cool. Als je tegenwoordig nog geen dikke burn-out hebt gehad, ben je een watje en/of een loser.
Menig BN’er verhaalt dan ook in geuren en kleuren over de diepe dalen van zijn of haar burn-out in krant of tijdschrift. Illustratief voorbeeld is Sophie Hilbrand: ‘Ik vond burn-out altijd een beetje een zwaktebod, totdat ik er zelf een kreeg!’
Nogal alarmerend allemaal. Zo op het eerste gezicht. Al jaren is bekend dat grofweg 20 tot 25 procent van het verzuim werkgebonden is, met burn-out en werkstress – met stip – op nummer één.
Maar: klopt de boodschap van het NCvB eigenlijk wel met haar eigen cijfers? Tijd voor de factchecker. Laten we het persbericht van het NCvB middels close reading eens langs de meetlat leggen. Op basis van haar eigen cijfermateriaal.
NCvB-statement 1: ‘Steeds vaker melden mensen zich met overspannenheid of burn-out bij bedrijfsarts.’
Dit blijkt een onjuiste conclusie. Het aantal gemelde beroepsziekten op basis van burn-out en overspanning is sinds 2014 juist dalend. De cijfers laten dat zien:
NCvB-statement 2:  ‘Volgens de laatste meting uit 2016 valt ruim 40 procent van alle meldingen in de categorie psychische beroepsziekte.’
Deze stelling klopt wel. In absolute aantallen is het dalend, maar relatief toch stijgend. Dat komt doordat de meldingen vanuit de bouw in 2016 bijzonder sterk zijn teruggevallen (**) – zie volgende overzichtje – door het ter ziele gaan van de Stichting Arbouw, de hofleverancier bouwmeldingen. En aangezien de dataset van het NCvB niet representatief noch ‘gewogen’ is opgebouwd, krijg je dit soort curieuze ‘uitslagen’. Alles is relatief tenslotte.
NCvB-statement 3: ‘Aantal meldingen in categorie psychische klachten blijft stijgen.’
Ook dat blijkt een onjuiste weergave van de feiten te zijn, want ook deze zijn dalend sinds 2014.
NCvB-observatie 4: Dit alles op basis van 6270 meldingen van 863 bedrijfsartsen. De vraag daarbij is: is dat veel of weinig? Hoe dat te interpreteren en te wegen? Opnieuw wat cijfers van het NCvB op een rijtje gezet.
2014 blijkt een omslagjaar te zijn geweest. De ‘plotselinge’ piek in 2014 (*) is grotendeels toe te schrijven aan een toezichtonderzoek van de Inspectie SZW naar onderregistratie bij bedrijfsartsen in 2013. Iedere bedrijfsarts heeft toen op persoonlijke titel een brief van de Inspectie SZW ontvangen. Die brief bleek effectief drukmiddel om meer te melden. Maar twee jaar later blijkt het effect ervan weer volledig verdampt.
Alles op een rij: wat zeggen de NCvB-cijfers? Minder burn-out, en minder psychische klachten. Bij minder meldingen, door minder dokters.
Kortom: het NCvB kleurt de plaatjes wel heel bijzonder in. Ongetwijfeld met de beste bedoelingen, maar toch. Het ondergraaft haar gezag als expertisecentrum – van staatswege.
Is dit problematisch? Ja, want zelfs het ministerie van Sociale Zaken – opdrachtgever en toezichthouder van het NCvB – twittert er rustig op los dat er meer mensen met een burn-out zijn.
De kop van het persbericht van het NCvB had moeten zijn: minder meldingen door minder bedrijfsartsen.
Maar dat ligt politiek nogal gevoelig én het ondermijnt het draagvlak voor de monitor. En daarmee tegelijkertijd het bestaansrecht van het NCvB.
Doorgaan op deze weg heeft weinig zin. Het doel van het melden – preventie op de werkvloer – wordt zo niet gehaald. De kritische ondergrens van deze monitor wel. Maar dat durft niemand  – het ministerie van SZW en Inspectie SZW voorop – hardop te zeggen. Te bang voor implicaties? Gezichtsverlies? Tunnelvisie? Ik weet het niet.

MEER LEZEN

8.  Helft bedrijfsartsen meldt beroepsziekte nooit – bericht Trouw- 10 juni 2015

Een natte droom: dokter onder de dokters



Een natte droom: dokter onder de dokters


Vorige week zapte ik even naar het tv-programma Radar. Dat had ik dus beter niet kunnen doen. Moest ik weer die grijsgedraaide FNV-carnavalskraker ‘die-bedrijfsarts-is-niet-te-vertrouwen, daar-kun-je-dus-niet-op-bouwen’ aanhoren.
Klassieker in linkse kringen met easy refrein: ‘wie betaalt, die bepaalt’. Lekker dirty overigens. De uitvoerende artiest heette dit keer Gijs van Dijk (vroeger GL/FNV, nu PvdA). Met bijpassende jaren zeventig bril. Helemaal bij de tijd. Hossen maar. Polonaise. Hup, met zijn allen: waar rook is, is vuur !



Van Dijk gaat de nieuwe minister van Sociale Zaken Wouter Koolmees (D66) vragen om te onderzoeken of de bedrijfsarts gefinancierd kan worden vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw). De bedrijfsgezondheidszorg als eerstelijnszorg. Dat is beter, denkt Van Dijk. Ook onder NVAB-bedrijfsartsen een best populaire optie. Want alhoewel de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts al honderd keer totaal is dichtgeschroeid en platgereguleerd, blijft altijd maar ‘die schijn van belangenverstrengeling’ rond de bedrijfsarts hangen. Want: waar rook is, is vuur!
De FNV speelt deze kaart al jaren. Bewust en geraffineerd. ‘Het zijn geen incidenten, maar het is een systeemprobleem’ – moet u weten. Dus twijfel blijven zaaien. Vuurtje aanwakkeren, rook maken. Middels zwartboeken, klaaglijnen, tuchtzaken, en nu dus Radar. Allemaal volgens vast recept. Die bedrijfsarts is ten principale niet te vertrouwen. Simpel. Met als doel: het ongemak en ‘die schijn van’ rond bedrijfsarts levendig zien te houden. En met redelijk succes. Want nogal wat huisartsen en medisch specialisten zijn er ook van overtuigd dat die bedrijfsarts niet helemaal ‘pluis’ is. Immers: waar rook is, is vuur. Kan niet anders.



Officieel distantieert de NVAB zich met statements als ‘we zijn het beu’, ‘absolute onzin’ en ‘de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts staat los van de wijze waarop de bedrijfsarts wordt gefinancierd’. Maar ja, het doel, financiering vanuit het basispakket, is voor veel bedrijfsartsen een niet te versmaden optie. Gegarandeerde inkomensstromen lonken. Fijn in de eerste lijn. Gewoon weer dokter onder de dokters. Terug in de moederschoot. Eindelijk rust. En alleen nog maar preventie. Shangri-La. Geen gezeur meer over die claimbeoordeling. Wie zou dat nou níét willen? Terug naar de zorg. At last.
Maar is financiering van de bedrijfsarts vanuit de Zvw überhaupt een realistische optie? Heeft minister van SZW Koolmees eigenlijk wel iets in de aanbieding? Laten we de ins en outs van deze optie even kort langslopen.



Het eerste probleem dat zich aandient, is dat Van Dijk zijn vraag aan de verkeerde minister stelt. Een minister van SZW gaat niet over het basispakket Zvw. Daarvoor moet je bij VWS zijn. Game over voor van Dijk – in de eerste ronde al.
Probleem twee: de bedrijfsarts mag dan wel een BIG-geregistreerde dokter zijn, hij werkt in het domein sociale zekerheid en niet in de zorg. Arbodiensten zijn dan ook geen zorginstellingen. Andere context, andere spelregels. Zo is dat nu geregeld. Of je dat nou apprecieert of niet.
Probleem drie: sociaal-medische begeleiding van zieke werknemers is géén vorm van behandeling. Ook geen zorg. En al helemaal geen ‘noodzakelijk te verzekeren zorg’. Men leze het pakketbeheer in de praktijk deel drie – 18 oktober 2013 – van het Zorginstituut er maar op na. Het voldoet op geen enkele manier aan de opgestelde criteria. Ook einde verhaal.


Probleem vier: de politiek heeft ingezet op een zogenaamd ‘stringent’ – ‘niet meer dan nodig en niet minder dan noodzakelijk’ – pakketbeheer. De houdbaarheid van het pakket staat namelijk onder grote druk. En dat is wekelijks in de kranten te volgen. Toelating van de bedrijfsarts zou naast een stelselwijziging, ook een stevige premieverhoging tot gevolg hebben. Politiek een onbegaanbare weg. Tenzij je van de SP en nu dus ook PvdA (?) bent. Dan kan alles – per definitie.
Alles op een rij: mission impossible. Tot die conclusie was de chef van Gijs van Dijk – voormalig minister van Sociale Zaken – Lodewijk Asscher vijf jaar geleden ook al gekomen.